Sluiten

Les 10.1 Het gebed II

OPDRACHTEN

Bij de tweede bede

Bespreek de tweede bede met het invulblad ‘De tweede bede en de uitleg van de catechismus’.

Bij de bijbel

Lees Lucas 13: 18-21. Daarin staan twee voorbeeldverhalen voor Gods nieuwe wereld (= het koninkrijk van God). Bespreek samen wat je leert van die voorbeelden. Wat leer je van het mosterdzaadje en wat van het gist? Bedenk daarna bij beide voorbeelden concrete dingen uit de geschiedenis van de kerk. Kun je aanwijzen waar deze dingen gebeuren?

Bij de lesplaat

Op de plaat zie je allerlei voorwerpen. Sommige passen bij het rijk van God, andere absoluut niet. Als je bidt ‘laat uw koninkrijk komen’, welke moeten dan weg? Welke voorwerpen zou je ervoor in de plaats laten komen? Bedenk zelf meer voorwerpen om toe te voegen of weg te doen.

Bij het nieuws

Pak een krant en lees de koppen. Bedenk bij de onderwerpen of je in dat nieuws kunt zien dat Gods rijk aan het komen is. Bedenk zelf een bericht waarin je als nieuws aan de lezer vertelt dat je afgelopen week weer heel goed kon zien dat Gods rijk eraan komt. Tip: bedenk de stukjes in tweetallen en vertel elkaar hoe je nieuwsbericht eruit gaat zien.

Bij de tekst ‘dichtbij’

Lees het verhaal op pagina 33 van je boek. Hoe zou het verder moeten met die stad? Bedenk verschillende oplossingen, bijvoorbeeld als de inwoners zich niets aantrekken van de burgemeester, of als ze een plan bedenken. Hoe zou dat er dan uit moeten zien? Wat zou de reactie van de koning zijn bij die verschillende situaties? Vergelijk jullie situaties met de bevolking van Ninevé na de waarschuwing van Jona. Je vindt het in Jona 3.

Stellingen

  • Als je God niet kent, kun je niet tot hem bidden.
  • Wie ‘Vader’ zegt tegen God, laat zien dat hij hem vertrouwt.
  • Je kunt beter ‘almachtig Heer’ tegen God zeggen, dat is eerbiediger.
  • Wie niet gelooft, kan niet bidden.
  • Je kunt alleen bidden, als je graag wilt dat God zijn rijk laat komen.
  • In Gods koninkrijk is iedereen gelukkig.
  • Ik zie elke dag dat Gods koninkrijk dichterbij komt.
  • Als je bidt om de komst van Gods rijk, moet je je ook aan zijn wetten houden.

Praktisch

Als je bidt om de komst van Gods koninkrijk, dan erken je God als je koning. Hoe zie je dat terug in je eigen leven? Hoe zie je dat terug in het leven van de christenen in de kerk?
Kan dat samengaan: je niet houden Gods wet en tegelijk bidden om de komst van Gods rijk? Leg je antwoord uit en bespreek welke consequenties je antwoord heeft voor je dagelijks leven.

Bij de aanspraak van het gebed

Gebruik het invulblad ‘Vader en koning’ om samen te ontdekken dat je God op verschillende manieren aan kunt spreken in je gebed. Gebruik die aanspraak in je dankgebed.

Creatief

Maak samen een koningskroon of teken er een op een grote poster. Je versiert hem met uitspraken, bijbelteksten en symbolen. Maak er een uitleg bij waarom de kroon zo gemaakt is.

HANDLEIDING

Over het lesonderwerp

In deze les gaat het over de aanspraak van het gebed: Onze vader die in de hemel is, onze koning en Heer. En het gaat om de vraag of Gods rijk komen mag, nog meer zichtbaar en merkbaar en voelbaar.

Lesdoel

  • weten tot Wie je bidt en hoe je God kunt aanspreken
  • kunnen uitleggen dat je spreekt tot je Vader en Koning
  • over Gods koningsmacht kunnen vertellen met Psalm 2
  • de tweede bede kennen, kunnen uitleggen en toepassen in je leven
  • kunnen aanwijzen waar je Gods koninkrijk al ziet komen

De bespreking

Bespreek dat Gods rijk er al is: want God heerst nu en zijn wetten zijn voor iedereen. Maar ook: dat zijn rijk nog moet komen. Het is nog niet volledig zichtbaar, de vijandschap is nog niet verdwenen en ziekte en dood zijn er helaas nog.

Bespreek ook dat als je deze bede bidt, dat je je er dan ook naar moet gedragen. Als God je koning is, moet jij leven als zijn burger en zijn wetten gehoorzamen. Anders vraag je om iets wat je zelf tegenwerkt.

Bijbel

Gebruik de volgende bijbelsteksten: Mat. 6:25-34; Jak. 1:5-8

Belijdenis

Lees over het koninkrijk van God en de tweede bede in zondag 46 en 48 van de catechismus.

 

Lang niet iedereen heeft het door,
lang niet iedereen merkt het op
en lang niet iedereen onderwerpt zich.

Maar daarom is het nog wel waar!
God is koning over hemel en aarde.
Zijn wetten zijn heilzaam voor iedereen.

Laat Heer uw rijk komen.
Laat het zichtbaar worden, en merkbaar, en voelbaar.
Laat iedereen U erkennen en U eren.
Want U bent onze koning.

BIJBELSTUDIE Psalm 2

Je leest een psalm over koningen op aarde en de koning die God zelf aanstelt.

1-2Waarom komen alle volken in opstand?
Waarom verzetten hun koningen zich tegen de Heer
en tegen de koning die hij uitgekozen heeft?
Waarom maken die koningen samen slechte plannen?
Dat is allemaal zinloos!
3Ze roepen: ‘Wij willen niet langer luisteren
naar de Heer en zijn ​koning.
Wij willen vrij zijn!’
4Maar de Heer in de hemel lacht om hen,
hij lacht de volken uit.
5Dan wordt hij woedend, en zij worden bang.
Hij zegt tegen hen:
6‘Ik heb mijn ​koning​ uitgekozen.
Hij woont op de Sion, mijn ​heilige​ berg.’
7Dit heeft de Heer tegen de ​koning​ gezegd:
‘Vanaf vandaag ben jij mijn zoon,
vanaf vandaag ben ik jouw vader.
En iedereen moet dat weten.
8Alles wat je aan mij vraagt,
zal ik je geven.
Jij zult alle volken overwinnen,
alle landen zullen van jou zijn.
9Je zult je vijanden vernietigen,
niets blijft er van ze over!’
10Koningen van alle volken,
wees dus verstandig.
Leiders​ van alle landen,
wees dus gehoorzaam.
11Dien de Heer, heb ​eerbied​ voor hem.
Juich voor hem en breng hem ​eer.
12En ​eer​ ook de ​koning, zijn zoon.
Anders wordt de Heer woedend.
Dan loopt het slecht met jullie af!
Gelukkig zijn mensen die hulp zoeken bij de Heer.

  • Welke vraag wordt er gesteld in vers 1? Wat zou je daarop antwoorden?
  • Er staat dat de greep naar de macht zinloos is. Waarom?
  • Beschrijf de beide reacties van God uit vers 3 en hoe de mensen reageren.
  • Wat zegt God tegen de volken en wat tegen de koning die hij kiest?
  • Welke adviezen geeft de psalm aan koningen en leiders van de volken?
  • Wat heeft de laatste regel te maken met de rest van de psalm? Waarom staat die eronder?
  • Bedenk wat jij tegen leiders van volken zou zeggen, nu je deze psalm goed bekeken hebt.
  • Welke boodschap heeft de psalm voor jouzelf?
  • Leg uit dat deze psalm goed past bij de tweede bede.